Default tekst.
Kopieƫr link Open printversie Stuur Whatsapp bericht Voeg toe aan nieuwe training
Voeg deze oefening toe aan een training. Toevoegen aan nieuwe training
Door een oefening aan je favorieten toe te voegen kan je deze oefening later eenvoudig terugvinden. Hiervoor moet je ingelogd zijn.
Inloggen Account aanmaken
Default tekst.
logoInloggen
Header image
Bewegen en sprinten Bewegen is wat iedere speler het meest doet in een wedstrijd. Een verdediger kwijt raken, een bal pakken of juist een tegenstander volgen, bij al deze acties is het succes afhankelijk van de soepelheid en snelheid waarmee een speler kan bewegen.

In deze categorie oefeningen waarmee je dit traint. Het draait om bewegen in het algemeen en om snelheid, maar ook om speciefeke bewegingen zoals diep lopen (aanval) en achteruit rennen (verdedigen).

Doelgroep Deze oefeningen zijn geschikt voor spelers in de eerste jaren van hun ontwikkeling en afhankelijk van de oefening ook daarna.
Opstelling Zigzag sprint
Doel Deze oefening combineert het trainen van de bewegelijkheid via zigzaggen en van richting wisselen met 2 sprintjes en een duel. Omschrijving Er zijn twee rijtjes met spelers (geel en wit), waarvan steeds de voorste twee het duel met elkaar aan gaan. In het midden staat een trainer (rood), met uitgestoken armen en in iedere hand een hangend lintje.

De twee voorste spelers voeren de volgende acties uit:
1) Zigzaggen om de dopjes naar het midden.
2) Sprinten naar de trainer.
3) Het lintje uit de handen van de trainer pakken.
4) Terug sprinten naar de pion (gele stip) en daar het lintje omheen leggen.

De speler die als eerste zijn lintje om de pion legt wint. VariatiesIn de exacte beweging kan gevarieerd worden, bijvoorbeeld zijwaarts door zigzaggen en achteruit naar de lintjes. Opstelling
Opstelling Blijven kijken #2
Doel Dit is een oefening om de loopbeweging van de diepe bal te oefenen, oftewel blijven kijken naar het punt waar je vandaan rent. Omschrijving De trainer (wit) heeft twee spelers naast zich (geel). De trainer heeft een rood en een blauw dopje in zijn handen.

1) De spelers rennen naar de overkant en blijven over hun schouder naar de trainer kijken.
2) Ongeveer halverwege steekt de trainer het rode of blauwe dopje omhoog.
3) Zodra de spelers het dopje gezien hebben draaien ze zich om en rennen ze zo hard mogelijk naar het dopje van dezelfde kleur toe en pakken de bal.
De winnaar is degene die de bal te pakken krijgt. Opstelling
Opstelling Blijven kijken #1
Doel Dit is een oefening om de loopbeweging van de diepe bal te oefenen, oftewel blijven kijken naar het punt waar je vandaan rent. Omschrijving De trainer (blauwe) heeft twee spelers naast zich (geel).

Stap 1 (opzet)
De trainer roept 'start', waarna de spelers zo snel mogelijk naar de overkant rennen. De speler die daar als eerste is wint.
Regel is dat de spelers de gehele tijd de trainer aan moeten blijven kijken. Zij rennen vooruit, maar blijven over hun schouder naar de trainer kijken.

Stap 2 (daadwerkelijke oefening)
Dit is een uitbreiding. Als tijdens het rennen de trainer zijn handen omhoog steekt, moeten de spelers zo snel mogelijk weer terug naar de start. Doet de trainer dit niet, dan is de winnaar nog steeds de speler die als eerste aan de overkant is.
Gedachte achter de opzet is dat spelers zo snel mogelijk aan de overkant moeten komen, maar wel naar de trainer moeten blijven kijken omdat ze mogelijk terug moeten komen. Opstelling
Opstelling Reageren en sprinten #2
Doel Deze oefening draait om korte sprintduels, vanuit verschillende starthoudingen. Omschrijving Twee spelers staan bij elkaar, waarbij de blauwe speler zijn handen open naar voren gestoken heeft. Zodra de rode speler deze handen aantikt sprint hij naar achter weg. De blauwe speler komt er na het aantikken gelijk achteraan en probeert de rode speler te tikken voor deze over de lijn is.

Varieer daarna in de beginpositie, bijvoorbeeld door spelers te laten starten met hun handen op de grond of zittend op de grond, waardoor zo vlot mogelijk overeind komen ook een onderdeel van de oefening wordt. Opstelling
Opstelling Reageren en sprinten #1
Doel Deze oefening is een sprint wedstrijd met scherpe bewegingen, in combinatie met reactievermogen. Omschrijving 1) Twee spelers staan in het midden van de oefening klaar, allebei een andere kant op gericht.
2) Als de trainer 'start' roept rennen zij naar de buitenkant van de oefening heen, tussen de 2 pionnen door die daar staan.
3) Op dat moment roept de trainer 'Blauw' of 'Geel'. De spelers moeten de kant op waar de pion de genoemde kleur heeft. Het voorbeeld in de afbeelding is in het geval er 'blauw' geroepen wordt.
4) Zij rennen vervolgens om de pion aan de zijkant heen, naar de andere kant. Met een scherpe beweging om de pion heen. (niet getoond in de afbeelding)
5) De eerste persoon die daar de bal pakt heeft gewonnen.

Bij punt 3 is het belangrijk niet te wachten met roepen tot de spelers tot stilstand gekomen zijn. Opstelling
Opstelling Naar voren en naar achter
Doel Deze oefening is een sprint race waarbij spelers zowel naar voren rennen als achteruit bewegen. Omschrijving De twee rode dopjes horen bij de rode speler en de twee witte dopjes horen bij de witte speler.

1) De trainer roept start en beide spelers sprinten naar de andere kant om zijn dopje 1 hoepel dichter naar het midden te verplaatsen.
2) Daarna achteruit terug naar het begin, om het eigen dopje dat daar staat 1 hoepel naar het midden te verplaatsen.
3) Zo blijven de spelers heen en weer gaan, tot beide dopjes in het midden staan.
4) De eerste speler bij wie dit lukt wint. Opstelling
Opstelling Zigzaggend de strijd aan
Doel Bij deze oefening wordt de achteruit bewegende beweging los geoefend. Omschrijving De gele speler is de trainer en de witte spelers gaan het tegen elkaar opnemen. Zij moeten, zigzaggend om de dopjes heen, zo snel mogelijk de bal proberen te pakken. De speler die het eerst de bal aan zijn kant pakt wint.

Tijdens het zigzaggen moeten de spelers de hele tijd de in het midden staande trainer aan blijven kijken. Hiermee dwing je af dat er achteruit bewogen wordt. VariatiesDezelfde opzet kan ook gebruikt worden om spelers vooruit te laten sprinten. Laat beide spelers in dat geval aan de buitenkant van de oefening starten en leg in het midden een bal.
Bij 'start' sprinten beide spelers zigzaggende om de dopjes naar het midden, waarbij de speler die de bal pakt wint. Opstelling
Opstelling Aanvaller voor je houden #1
Doel Bij deze oefening oefent de verdediger om de aanvaller voor zich te houden door te reageren op zijn bewegingen. Omschrijving Spelers staan in tweetallen tegenover elkaar aan de rand van het veld. De spelers bewegen samen naar de overkant, waarbij de verdediger (rood) achteruit beweegt en de aanvaller (blauw) vooruit.

De opdracht voor de verdediger is om tussen de aanvaller en de overkant te blijven. De aanvaller kan schijnbewegingen opzij en naar voren maken om de verdediger te testen en uit te dagen.

Het is geen sprintwedstrijd, de aanvaller maakt losse acties en haalt de verdediger niet in. Opstelling